Posted on November, 08 2007
In the summer of 2001-2, writer Meredith Hooper witnessed unprecedented amounts of snow and rain wreak havoc on a colony of Adélie’s penguins in Antarctica. Scientists working on climate variability on the Antarctic Peninsula accept that the extreme weather is evidence of the planet's warming.
Ik ben Meredith Hooper, ik woon in Londen. Maar ik ben opgegroeid aan de kust van Australië. Meer naar het zuiden, over de woeste zee, lag het uitgestrekte continent Antarctica. Voor mij was Antarctica mysterieus, ontoegankelijk. Ik had nooit gedacht dat ik daar ooit zou komen.
English | Español | Dutch | Français
Maar ik heb geluk gehad. Sinds 1994 ben ik als schrijver vier keer naar Antarctica gereisd. Ik maakte lange tochten op onderzoeksschepen of woonde maandenlang in onderzoeksstations met wetenschappers en hun medewerkers. Er is geen permanente bewoning op Antarctica en dat is ook nooit het geval geweest. De mensen komen er vooral in de zomer – wanneer miljoenen zeevogels en zeehonden hun voedsel zoeken in het heldere, koude water.
De adeliepinguïn en de klimaatverandering
Elk jaar in oktober, bij het begin van de zomer, zwemmen de adeliepinguïns naar kleine rotsachtige eilandjes net voor Palmer Station, de kleinste van de Amerikaanse bases op Antarctica. Daar bouwen ze hun nesten en brengen ze hun jongen groot. Bij uitgravingen van verlaten nestplaatsen is gebleken dat de adeliepinguïns al zevenhonderd jaar naar deze eilanden aan de westkant van het Antarctisch schiereiland komen.
Maar tijdens de zomer van 2001-2002 kregen de adeliepinguïns nabij Palmer het plotseling zwaar te verduren. Felle noordenstormen teisterden de eilanden. De vogels op hun nesten op de keien raakten bedolven onder ongekende hoeveelheden sneeuw. Door de smeltende sneeuw kwamen de eieren ook onder water te staan. De vogels verlieten hun nest omdat ze het niet meer uithielden. Het aantal adeliepinguïns dat er in slaagde om dat jaar jongen op te kweken lag veertig procent lager dan verwacht. Halverwege de zomer begon de regen neer te storten. Palmer kent vaak sneeuw – natte sneeuw – maar geen regen. Het dons van de kuikens is niet bestand tegen het water. Veel jongen waren te klein om te overleven, want de eieren waren laat uitgekomen omdat de onverwachte sneeuw het bouwen van de nesten en het paren had vertraagd.
Dit weer was nooit eerder gezien. En het hield vijf maanden aan, het omhulde de punt van het Antarctisch schiereiland van oktober 2001 tot eind februari 2002. De streek kende de hoogste temperaturen die er ooit zijn opgetekend.
De ‘strenge zomer’
Ik maakte die zomer mee hoe de klimaatverandering echt toesloeg nabij Palmer Station. Ik was naar het station gekomen om onderzoek te doen voor een boek over de adeliepinguïns nabij Palmer en om Dr. Bill Fraser te ontmoeten, een Amerikaanse ecoloog gespecialiseerd in zeevogels, die de pinguïns al bijna zijn hele carrière bestudeert. Drie jaar eerder had ik ook in Palmer verbleven. De dagen waren toen kalm en zonnig, in de kolonies adeliepinguïns wemelde het van de vogels, de ouders waren druk bezig hun bedelende jongen te voeden – je kon het broedsucces horen en ruiken.
Nu hadden Bill en het veldteam moeite om het werk van het seizoen rond te krijgen, omwille van een woeste zee, sterke wind, striemende sneeuw en regen. Bill gebruikte harde woorden om te beschrijven wat het weer aanrichtte. Hij had het onder andere over een 'strenge zomer’. Toen ik begon te schrijven over wat ik in Palmer had gezien en geleerd, had ik meteen een titel voor mijn boek: ‘The Ferocious Summer’.
Sinds 1975 worden de adeliepinguïns in Palmer geteld. In die tijd kwamen er in totaal 15.202 broedparen naar de vijf eilanden van het studiegebied. Sindsdien zijn elk jaar gegevens verzameld: het totale aantal broedparen, eieren en kuikens en het aantal vliegvlugge jongen die de kolonies aan het eind van de zomer verlaten om op zee te gaan leven. Maar elk jaar kwamen er minder pinguïns terug. Bill Fraser stelde dat de aantallen afnamen omwille van de klimaatverandering. Door de toenemende warmte is er minder zee-ijs en de adeliepinguïns en hun prooien zijn daar nu eenmaal afhankelijk van. Door de hogere temperaturen valt er steeds meer sneeuw en dat heeft zware gevolgen voor de kwetsbare broedplaatsen. De ‘strenge zomer’ van 2001-2002 leverde het uiteindelijke bewijs van de klimaatverandering. Het aantal adeliepinguïns dat op de eilanden aankwam, daalde scherp tot 4.288 paren, tegenover 7.161 paren het jaar voordien.
Ondanks een kort herstel blijft het aantal adeliepinguïns onverbiddelijk dalen
Het westelijke deel van het Antarctisch schiereiland is een van de snelst opwarmende plaatsen op aarde. Aan de westkant van het schiereiland zijn de oppervlaktetemperaturen in juli – in het hartje van de winter – sinds 1951 met 6,3 ºC gestegen. Door de toenemende warmte verandert de ecologie. Pinguïnsoorten die normaal verder in het noorden voorkomen – ezelspinguïns en kinbandpinguïns – nemen nu de nestplaatsen in Palmer in. Zeeolifanten en pelsrobben zwemmen tijdens de zomer naar het zuiden om op de eilanden aan land te gaan.
Om een goed inzicht te krijgen in de klimaatverandering, heb je voldoende lange tijdperiodes nodig en de jarenlange inzameling van gegevens door de zeevogelecologen in Palmer zijn daarom van essentieel belang. Wetenschappers die werken rond de klimaatschommelingen op het Antarctisch schiereiland, zien de evolutie van het aantal pinguïns van Palmer als bewijs voor de opwarming van de aarde.
Mijn aanwezigheid in Palmer heeft mij inzicht geboden in de complexe manier waarop de klimaatverandering gevolgen kan hebben voor een bepaalde plaats en voor alles wat daar leeft. De strenge zomer bracht bijzonder abnormaal weer met zich mee – vaak voorkomende zware stormen vanuit het noorden met grote hoeveelheden natte sneeuw. Het weer had invloed op het ijs van het schiereiland. De jaarlijkse toe- en afname van het zee-ijs op Antarctica – het uitbreiden en inkrimpen, het bevriezen in de winter en het smelten in de zomer – speelt een centrale rol voor het functioneren van onze planeet. Maar langs de westkant van het Antarctisch schiereiland is de gemiddelde jaarlijkse omvang van het zee-ijs met 40% gedaald sinds 1979, het jaar sinds wanneer er betrouwbare satellietwaarnemingen beschikbaar zijn. Het zee-ijs en de jaarlijkse evolutie daarvan zijn van vitaal belang voor het overleven van de adeliepinguïns. Door een samenspel van invloeden worden de adeliepinguïns van Palmer verdreven uit een omgeving die perfect voldeed aan hun behoeften.
De veranderingen verlopen sneller dan veel wetenschappers hebben voorspeld
Veel wetenschappers geven toe dat de gebeurtenissen – processen – in de poolstreken sneller, omvangrijker en diepgaander veranderen dan ze ooit hadden voorzien. Antarctica bevat ongeveer 70% van al het zoet water op aarde, in de vorm van ijs. Maar de opwarming knaagt nu aan die voorraden. Als het ijs van Antarctica begint te lekken – zoals het ongetwijfeld doet langs het Antarctisch schiereiland – is dat echt belangrijk. Nu. En voor ons allemaal.
Ik ben geen wetenschapper. Ik kijk toe, praat, luister en probeer te begrijpen en dan gebruik ik mijn ervaring als auteur om het denken en de verbeelding van de mensen te doordringen met een bewustzijn van wat er in Antarctica gebeurt.
In mijn boek ‘The Ferocious Summer’ vertel ik het verhaal van de pinguïns van Palmer om een ruim publiek geleidelijk aan inzicht te bieden in de klimaatverandering. De adeliepinguïns van Palmer leven op een verafgelegen en schitterende plaats. Zij vormen slechts een kleine ondergroep van alle adeliepinguïns op Antarctica.
Maar voor mij is hun verhaal een soort parabel. De adeliepinguïns hebben gedurende zeven eeuwen in Palmer gewoond, op aantrekkelijke locaties vlak bij de zee. Nu zijn de omstandigheden veranderd. De vogels kunnen zich niet meer behelpen. Ze verdwijnen. Hun verhaal is representatief voor zoveel bewoners van onze planeet.
Wetenschappelijke commentaar
Bespreking door: Dr. Jorge Strelin, Directeur van het ‘Instituto Antartico Argentino’ in Argentinië
Merediths getuigenis is een objectieve beschrijving van de gebeurtenissen aan de westelijke kant van het Antarctisch schiereiland, tussen Anverseiland en de Zuid-Shetlandeilanden.
De waarnemingen van Meredith stemmen overeen met het recente onderzoek naar de menselijke impact op het klimaat van het noordelijk deel van het Antarctisch schiereiland, maar we moeten er wel op wijzen dat die waarneming beperkt is tot de noordelijke punt van het schiereiland. De aanwijzingen van de impact van menselijke activiteiten in de rest van Antarctica, waar de klimaatmodellen niet zo goed hebben gewerkt, zijn waarschijnlijk te beperkt en bij gevolg moeilijk te vinden. Er is meer onderzoek nodig om te bewijzen dat de recente opwarming (van de voorbije dertig jaar) ook in de rest van het Antarctisch gebied een uitzonderlijke situatie is.
Marshall, G.J., A. Orr, N. P.M. van Lipzig en J. C. King (2006) The impact of a changing Southern Hemisphere Annular Mode on Antarctic Peninsula summer temperatures. Journal of Climate, 19, 5388—5404.
Alle artikelen worden voorgelegd voor wetenschappelijk commentaar aan een lid van het Climate Witness Science Advisory Panel.